woensdag 17 oktober 2012

Tel je zegeningen



Een van de munten die ik heb mogen determineren was een koperen kleinfollis, geslagen tijdens keizer Jovianus. De munt op zichzelf lijkt –en om eerlijk te zijn is- niet heel bijzonder. De buste op de voorzijde is statisch en plat en niet bijzonder aantrekkelijk. De keerzijde toont een krans met het opschrift VOT V MVLT X wat wel te vertalen is naar: ‘met geloften voor de afgelopen vijf jaren en met meer zegeningen voor de komende  tien jaar.’



Het type keerzijde wordt ook wel ‘vota’ genoemd en werd traditioneel geslagen tijdens een jubileumjaar van de keizer. Tijdens zo’n jubileumjaar werden geloften gedaan en zegeningen uitgesproken voor een goed bestuur van de huidige keizer voor de komende x aantal jaren. Het was eigenlijk een belofte van de keizer aan het volk en een uitgesproken wens die hij probeerde af te dwingen bij de goden. De munten werden veelvuldig geslagen en uitgedeeld aan het leger.

Het opschrift van deze munt grijpt terug op een voorgaande vijf jaar en kijkt alvast vooruit naar de komende tien jaar. Meer dan twintig keizer gebruikten dit type en dat legde wat competitieve druk op latere keizers: je wilde toch een beetje leuk in het rijtje passen. Er zijn genoeg munten te vinden die het niet zo nauw nemen met de jaren, het gaat tenslotte meer om het gebaar.
  
Zo ook deze van Jovianus. Want hoewel hij op deze munt spreekt van al vijf jaren regeringstijd en de hoop uitspreekt voor de volgende tien heeft het in werkelijkheid niet zo mogen zijn. Hij regeerde maar 8 maanden (363-364), voor hij stierf aan koolmonoxidevergiftiging door een brandende stoof in zijn tent.

zondag 26 augustus 2012

Antinous

Een van de laatste munten die ik voor mijn neus kreeg was een grote en zware munt met een tempel op keerzijde. De voorzijde was zo goed als versleten, op de contouren van een neusje en mogelijk een stralenkrans na. De munt intrigeert me net zoveel als hij me irriteert, al was het maar omdat ik het verhaal achter de keerzijde afbeelding niet helder krijg.


De munt mag misschien niet ‘mooi’ genoemd worden, maar ik ben zelf bijzonder gecharmeerd van de kleur. Roest en oxidatie hebben de munt flink aangetast en geven de munt een mooi patroon. Het vlekkerige groene patina dat broos en schijnbaar kwetsbaar op de rood/blauwe ondergrond van de legering ligt geeft hem naar mijn idee zijn charme.

De letters op de keerzijde zijn Grieks en lezen KOI NON (aan weerszijde van te tempel) en onder de tempel BEOVNIAC, ofwel: ‘de gemeenschap van Bithynië'. De neus op de voorzijde is waarschijnlijk die van keizer Hadrianus (117-138 n. Chr.).

Maar dan rijst de vraag: welke tempel is dit? Nader onderzoek wijst uit dat men de tempel op deze munt een ‘octastyle’ tempel noemen: een tempel met acht zuilen. Maar dat is niet echt een openbaring te noemen. Sommigen beweren dat het de tempel van de Gemeenschap van Bithynië in Claudiopolis of Nicomedia (grote steden in de streek) is, maar lang niet iedereen durft dit zomaar over te nemen. Wie het verlossende antwoord heeft mag het geven, tot die tijd blijft het een anonieme tempel met acht zuilen vrees ik.

Bithynië en Hadrianus zijn overigens wel op een aardige manier met elkaar verbonden. Bithynië had een verzoek ingediend tot belastingverlaging zodat zij geld konden besteden aan de wederopbouw nadat het getroffen was door een zware aardbeving. Hadrianus willigde het verzoek in en bracht een bezoek aan het gebied in 123 n. Chr. (Staatshoofden hebben die neiging tegenwoordig nog steeds.)

Tijdens dit bezoek is de Bithynische jongen Antinous toegevoegd aan het keizerlijk gezelschap. Hoewel hij ergens tussen de 11-13 moet zijn geweest werd Antinous de meest geliefde minnaar van Hadrianus. In die tijd voor de Grieken niet geheel schokkend: een relatie tussen een jongeling en een oudere man werd gezien als gezond voor beide partijen. De jongeling (eromenos) vond in zijn oudere minnaar een leraar. De oudere partij (erastes) kreeg in ruil voor zijn leraarschap een maatje en seksueel genot.

Het was algemeen bekend dat Hadrianus een grote liefde had voor alles dat Grieks was (Hij kreeg zelfs de bijnaam Graeculus: Griekje) en dat Antinous bovendien bijzonder aantrekkelijk was. Voor hen waarschijnlijk een logische stap maar de Romeinse wereld was geschokt en sprak schande. Zeker de Christenkeizers een aantal eeuwen later hadden geen goed woord voor hem over.

Toch zette Hadrianus de jonge Antinous niet aan de kant, integendeel zelfs. Er zijn ontelbaar veel beelden van de athletisch gebouwde jongeman gemaakt en hij is de enige persoon buiten de keizerlijke familie die verschenen is op munten. De twee waren onafscheidelijk. Antinous stierf toen hij 19/20 jaar oud was. Hadrianus schrijft hierover niet veel meer dan: “Hij is in de Nijl gevallen.”

Reden tot veel speculatie. Een tragisch bootongeluk? Vermoord door een jaloerse vrouw of hoveling? Zelfmoord uit angst voor het verlies van zijn oudere minnaar of zelfopoffering in een Egyptisch ritueel? Het is moeilijk te zeggen en misschien doet het er ook niet toe. Hadrianus was ontroostbaar en ‘huilde als een vrouw’ om het verlies van zijn vriend. Hij liet aan de oevers van de Nijl een stad bouwen dat hij Antinoöpolis noemde en vergoddelijkte hem. In diverse steden werden tempels opgericht voor Antinous, ook in Bithynië.
Wie weet wel eenzelfde soort tempel als op de munt hierboven.

zaterdag 4 augustus 2012

Denarius


Op mijn vorige stuk kwam het commentaar dat ik te weinig vertelde over de antieke waarde van munten. Natuurlijk kon ik verwachten dat ik er zo gemakkelijk niet mee weg kwam en daarom een tweede stuk over waarde, dit maal van de denarius in Romeinse tijd.  

De waarde van munten werd vroeger anders vastgesteld als tegenwoordig. Nu voel je eens aan het randje, kijk je naar de gele kleur en staat op de keerzijde onmiskenbaar 20 cent. In heel Europa is dit muntje ook daadwerkelijk 20 cent waard is en zal het zonder twijfel worden aangenomen. Natuurlijk werkt dit voor briefgeld iets anders, maar niemand heeft ooit bij de kassa van AH zijn munt op een weegschaaltje hoeven leggen.

Weegschalen zijn in dit geval ook niet nodig. Onze 20 cent is gemaakt van een koperlegering (koper, aluminium, zink en tin voor de liefhebber) en deze legering kost per munt bij lange na geen 20 cent. De intrinsieke waarde is dus niet gelijk aan de waarde die wij toeschrijven aan het muntje.[1]

Bij antieke munten is de intrinsieke waarde wel degelijk van belang. Zeker ten tijden van de republiek waren gouden munten van goud, zilveren munten van zilver en brons een legering van koper en tin. Door de jaren heen blijven opvallend genoeg de gouden munten inderdaad van puur goud. Alleen het gewicht fluctueert licht met de inflatie mee.  Gouden munten werden niet dagelijks gebruikt, een Romeinse soldaat had een jaarloon van ca. 12 aureii (en dat was 'bruto' loon). Je kon met 2 goud graan kopen voor een heel jaar. De Romein liep er dus niet zomaar mee op zak.

De zilveren munten zijn echter een ander verhaal. De bekendste zilveren Romeinse munt is de denarius. Een zo’n denarius zou vroeger het gemiddelde dagloon zijn van een gemiddelde Romein.  Niet echt een munt om je brood mee te kopen dus, maar toch een veel gebruikelijker betaalmiddel dan goud. De munt werd in 211 v. Chr. als eerst geslagen tijdens de Republiek en was nog van puur zilver. Toen woog de munt nog 4,5 gram en het bleek eeuwen lang de meest stabiele denominatie. Een munt waar het volk ook het meeste vertrouwen in had.

Inflatie bleek echter onvermijdelijk. Onder de eerste keizer Augustus daalde het gewicht (en daarmee ook direct de waarde) naar 3,9 gram en tijdens Nero naar 3,5. Daarnaast – en Nero was de eerste die zich hieraan waagde- verlaagde de keizer ook het zilvergehalte van de munt van 98 naar 80%. Dit betekende een totale inflatie van 20% op de denarius! Snood als hij was accepteerde Nero belastingen alleen in oude denarii.  Zo kon hij de pure munten laten omsmelten naar de nieuwe variant die minder waard waren. Het Romeinse volk was natuurlijk niet gek en de zwaardere munten werden massaal in sokken en potjes onder het bed bewaard. Het duurde niet lang of de oude munt was verdwenen uit de circulatie en mensen werden uitbetaald in de nieuwe denarius.  (Nederlanders deden overigens precies hetzelfde toen de zilveren guldens en rijksdaalders werden vervangen door nikkel.)

randje eraf
Als geldhandelaar of marktkoopman werd het zaak om het geld goed in de gaten te houden. Al langer werden er munten bijgevijld of randjes afgeknipt om zo goud of zilver te winnen, maar nu ontstonden ook nog eens legeringen binnen denominaties. Men had allerlei maniertjes om uit te vinden hoe puur munten waren.

knipje erin
Door te proeven, te ruiken, te bijten, te wegen naar de kleur te kijken en op de tafel te laten vallen kon een handige handelaar al vals van echt onderscheiden. Later munten en dan vooral de gouden, werden ook wel gebogen. Puur goud buigt anders en makkelijker dan een legering. De munten zelf werden ook niet gespaard. Zo werden munten ingeknipt om er zeker van te zijn dan zilveren munten geen bronzen/koperen kern hadden.
halfje
Ook zijn er voldoende halfjes, kwartjes of brokjes te vinden. Als het de Romein toch om het gewicht gaat en je hebt geen kleingeld bij je, dan kan je ook letterlijk 1,5 of 1,25 denarius betalen.

Nero was niet de laatste die ander materiaal bij de zilveren denarii mengde. Elke keer als een keizer geld nodig had om zijn schulden, legermachten of nieuwe speeltjes te betalen moest de munt het ontgelden. In de derde eeuw was de denarius zelfs niet heel veel meer dan een bronzen munt met een dun laagje (ca. 5%) zilver.

In 215 n. Chr. introduceerde de keizer Caracalla een nieuw soort munt: de antoninianus. De keizer op de voorzijde van de munt droeg een stralenkrans in plaats van een lauwerkrans, wat betekende dat de munt en waarde had van 2 denarii. Helaas had de munt maar een zilverwaarde van 1.5 denarii en dit betekende dat het volk wederom massaal hun oude munten opspaarde en dit betekende het einde van denarius op straat. Ze verdwenen vooral in de spaarpot.



[1] Het is nog niet gemakkelijk om de productiekosten van onze 20 cent te achterhalen. Numismatic.be geeft wel de franse productieprijzen. Dus om een beeld te schetsen: in Frankrijk kost het € 0,052 om € 0,20 te maken.

woensdag 11 juli 2012

Wat de gek ervoor geeft


Een van de eerste dingen die mensen mij vragen als ze een antieke munt in handen hebben is: “Wat is zoiets nu waard?” Logisch misschien ook wel, we hebben het tenslotte over geld. Vaak bedoelen ze  twee dingen. In de eerste plaats: wat is de huidige waarde van de antieke munt. Daarnaast zijn mensen vaak nieuwsgierig wat de munt in zijn eigen tijd waard is geweest. Met andere woorden: wat kon je er toen voor kopen.

Het taxeren van munten is geen gemakkelijke klus. Zelf kan ik soms nog uren bezig zijn om de ‘juiste’ waarde aan een munt te geven. Juiste tussen haakjes want oneerbiedig gezegd blijft de waarde toch vaak wat de gek ervoor geeft. Je zou het kunnen vergelijken met kunst: de munten zijn zoveel waard als ze op de laatste veiling hebben opgebracht.

Natuurlijk is waarde niet volledig subjectief. Er zijn verschillende aspecten waar je naar kan kijken om een aardige schatting te maken. In de basis kan je uitgaan van drie categorieën.
In de eerste plaats de grootte van de munt, vaak in combinatie met het gewicht. (Met -hoe verrassend: groter en zwaarder is beter voor de waarde.) Uiteraard kijk je ook naar het metaal want intrinsieke waarde is je absolute basis. Een puur gouden munt van 5 gram is natuurlijk minimaal 5 gram goud waard.

Daarnaast is schaarste belangrijk. Hoe interessant (of bijzonder!) is het thema van de munt? En ook niet onaardig: is het thema interessant voor verzamelaars? In het geval van Romeinse munten is van belang welke keizer op de voorzijde staat. Hoe lang –of illuster- was zijn regeringsperiode?
Zijn er maar een aantal muntseries bekend of staat Ebay er vol mee? De keizerbuste op de voorzijde kan versleten zijn tot een vlek: als er niet veel munten van hem bekend zijn is hij hoe dan ook bijzonder.

En zo komen we op de derde categorie: kwaliteit. Dit is een lastige, want wie bepaalt kwaliteit? Ik heb in geldmusea vele muntgave (lees: prachtige) stukken in mijn handen gehad, dat maakt mijn eigen perceptie van kwaliteit wel anders dan de (amateur) archeoloog die ze zo uit de grond haalt of de verzamelaar die voor die ene specifieke muntserie gaat. Uiteraard kan je wel wat zeggen over de mate van detail op de munt en of de afbeelding wel netjes recht op de muntplaat is geslagen. Natuurlijk snapt iedereen wel dat barsten, knippen, rafelige randjes of gaten niet per se positief zijn voor de waarde van de munt. Deze, toch wat subjectieve categorie is de voornaamste boosdoener van prijsverschillen.

In de numismatiek is op het gebied van kwaliteit vooral het patina (of corrosie, in elk geval de aanslag op de munt.  Bij bronzen munten vaak groenig van kleur.) heel belangrijk. Patina moet het liefst mooi dun zijn zodat het de details in de munt beter uit laat komen. Ook zien we graag dat het een mooie, groene kleur heeft, netjes over de hele munt verspreid is en als het even kan zonder vlekken. Bijzonder eigenlijk, dat antieke munten meer waarde krijgen door de mate waarin ze zijn aangetast door de jaren heen.

De optelsom van de drie categorieën bij elkaar zou uit moeten komen op een goede prijs voor de munt in kwestie…in theorie. Uiteindelijk komt hedendaags taxeren vooral neer op veel vergelijken. Er zijn diverse muntverzamelaar fora waar mensen graag hun aankopen tonen met vermelding van de prijs die ze ervoor betaald hebben. (En genoeg critici die vervolgens hun mening over deze prijs geven…) Daarnaast is het een kwestie van veiling catalogi en opbrengstenlijsten naslaan en jawel, veel gescroll over Ebay en online winkels. Het loont zeker om de markt en verzamelaars in de gaten te houden.  Zo blijf je op de hoogte van de populaire verzamelthema’s, die uiteraard ook een deel van de waarde bepalen.

Nu we kunnen vaststellen wat de munt tegenwoordig voor waarde heeft is de logische vraag: “Wat was het toen waard?” Stiekem een tamelijk complexe vraag voor een numismaat. De waarde van verschillende denominaties was nogal aan verandering onderhevig door de tijd heen en hoe zeker kan je stellen dat je dagelijkse portie graan ook de 8 asses waard was die men ervoor neerlegde wanneer als je weet dat graan hevig door de staat werd gesubsidieerd? Waarde fluctuatie is echter een verhaal op zich waard. Hier is een globaal antwoord op “wat kon je er nu eigenlijk mee kopen” wel te geven.

Het muntenmuseum in Athene heeft speciaal een zuil ingericht voor “the purchasing power of Roman coinage”. Voorbeelden maken toch dat het muntstuk meer gaat ‘leven’ voor mensen.
Als we voor het gemak de periode in de eerste eeuw na Christus nemen dan is het loon van een legionair, een Romeinse soldaat, 1 denarius per dag. In deze tijd was een denarius 16 asses waard. Voor 10 asses kon je bijvoorbeeld een maaltijd in een herberg kopen met brood, olijven, kaas, olijf olie en wijn. Voor een boerderij in de provincie Bithynia betaalde je in die tijd voor 100.000 sestertii, ofwel 25.000 denarii.

Hierboven een heel betoog over waarde van munten in geld, maar ik vergeet nog een hele belangrijke. Zeker voor de muntverzamelaars, de numismaten. liefhebbers en fanatici. Noem het sentimentele waarde, esthetiek of gewoon verliefdheid. Dat is simpelweg de reden dat je soms veel te veel betaalt voor die ene munt met dat imperfecte patina maar die prachtige oogopslag of toch gaat voor de munt met de doorboring, simpelweg vanwege het gat. Passie is soms zo individueel, dat alleen jij het snapt en ziet. Dat maakt dat aan sommige dingen geen prijs te hangen is, zelfs niet aan geld.   

zondag 1 juli 2012

Herdenkingsmunten


Tijdens de regeringsperiode van Constantijn de Grote verhuisde de hoofdstad van het Romeinse rijk van het Italiaanse Rome naar Constantinopel in Turkije (huidige Istanbul). Op 11 mei 330 n. Chr. werd de stad Constantinopolis gewijd en officieel in gebruik genomen.
De verhuizing van de hoofdstad was een ingrijpende onderneming en een belangrijk keerpunt in de geschiedenis van het Romeinse rijk en het christendom. Het markeerde tevens het begin van het Byzantijnse rijk.

Om de nieuwe hoofdstad te vieren en de oude te eren liet Constantijn series herdenkingsmunten slaan tussen 330 en 341. Twee van deze munten zijn in een collectie die ik momenteel schoonmaak en determineer. 

Op de voorzijdes een buste van Constantinopolis en Roma met de tekst CONSTANTINOPOLI(S) en VRBS ROMA (de stad Rome). De keerzijde van de Constantinopolis munt laat de godin Victoria op een boeg zien met een scepter en een schild.  
Roma kreeg op de keerzijde de Capitolijnse Wolvin met Romulus en Remus: de mythische tweeling die de stad Rome stichtten in 753 v. Chr. (Althans volgens Vergilius, een van de eersten die het verhaal opschreef.) Boven hen de twee sterren Castor en Pollux, het sterrenbeeld tweeling.

De motieven voor Constantijn om de hoofdstad te verhuizen lijken voornamelijk strategisch. Het huidige Rome lag te ver van de grenzen en daarmee de legertroepen. Meer controle en kortere lijnen naar de hoofdstad zouden de barbaren die aan de grenzen van het rijk knabbelden minder de kans geven. Daarnaast was Constantijn –niet onbelangrijk- de eerste keizer in een hele lange tijd die weer regeerde over het vólledige Romeinse keizerrijk. Hij had geleerd van de dramatische derde eeuw met al zijn soldatenkeizers en burgeroorlogen en hield zijn troepen beter in de gaten om nieuwe usurpatoren geen kans te geven.

Constantijn was tevens de eerste keizer die zich openlijk liet bekeren tot het christendom en staat vaak bekend als de eerste christelijke keizer. Uiteraard kon hij het Romeinse pantheon niet zomaar de rug toe keren –je weet maar nooit- en ook bleef de keizer een aantal geijkte ‘heidense’ symbolen gebruiken op zijn afbeeldingen, maar het christendom kreeg duidelijk de overhand. Rome was bij uitstek de stad van de oude goden en Constantijn had moeite om dit te veranderen. Mede daarom begon hij opnieuw.

Er word gezegd dat hij een droom kreeg van een nieuwe hoofdstad. [1] Het duurde vijf jaar voor de Griekse stad Byzantium voldoende was gerenoveerd om de titel hoofdstad waardig te zijn en zelfs toen had het nog niet de allure van de oude hoofdstad Rome. De keizer hernoemde de stad Roma Nova (Het nieuwe Rome) en het stond al snel bekend als Constantinopolis (de stad van Constantijn). Voor de oude goden was in deze stad geen plek: de stad werd gedomineerd door christelijke kerken. Bovendien werd het offeren aan goden verboden.

Constantinopolis had zeker overeenkomsten met het oude Rome. Niet geheel toevallig was het ook gebouwd op zeven heuvels en verdeeld in 14 districten. Constantijn liet beroemde en grootse kunstwerken uit het hele rijk naar de stad verplaatsen, hij voerde net zoals in Rome voedseldistributie in en binnen twee jaar was Constantinopel zo druk bevolkt dat de bevolking amper binnen de stadsmuren paste.

Rome bleef nog een aantal jaren zijn privileges als oude hoofdstad behouden en hoefde niet lang te treuren om het verlies van keizer en het politieke toneel. Niet veel later zou het een nieuwe heer krijgen met een hele andere manier van politieken: de paus.


[1] Er wordt wel meer toegerekend aan visioenen van Constantijn. Zo zorgde een visioen rond 312 dat het christelijke Chi-Ro symbool op alle schilden van zijn troepen werden gezet vlak voor de slag bij de brug van Milvianus. Uiteraard won hij de slag en sloegen zijn vijanden op de vlucht.

woensdag 20 juni 2012

Geluksdubbeltje


 Ter gelegenheid van het tien jarig jubileum van de euro sloeg het Engelse Isle of Man een gedenkmunt.
Op de voorzijde een dubbel portret van een jonge en een huidige koningin Elizabeth II. Voor de keerzijde is gekozen voor een afbeelding van de Romeinse godin Juno Moneta. Typische keuze voor een contemporaine munt? Niet helemaal.

Juno Moneta is een verschijningsvorm van de Juno: heerseres der hemelen en  de vrouw van oppergod Jupiter. Moneta betekent ‘de waarschuwende’. Volgens een beroemd verhaal wekten in 390 v. Chr. de ganzen  die gewijd waren aan Juno met luid gegak de Romeinen uit hun slaap. Ze waarschuwden voor de Galliers die in stilte het Capitool in Rome probeerden te beklimmen tijdens een belegering. Uiteraard wisten de Romeinen net op tijd de aanval af te slaan en op de plek waar de ganzen hadden gewaarschuwd werd later een tempel gewijd aan Juno.

in deze tempel op het Capitool werden de eerste munten van Rome geslagen. Ze droegen vaak aan een kant een kopje van de godin samen met haar naam. Al snel werd dit muntgeld ‘moneta’ genoemd en in Italië doen ze dit tegenwoordig nog steeds. Het Engelse woord money stamt ook van moneta af.

Juno was plotseling niet alleen de waarschuwende godin, maar ook de beschermster van fondsen en van muntslag. Het duurde niet lang voor ze het eerste deel van haar naam kwijt raakte en bekend werd als louter Moneta. In die gedaante werd ze veel beroemder en veelvuldig afgebeeld op onder andere munten. Zoals hierboven blijkt, 2000 jaar later nog steeds!

Laatst had ik een antieke afbeelding van Moneta in mijn handen.  Op de voorzijde het nogal flinke hoofd met lauwerkrans van keizer Maximianus (250-310). De keerzijde laat de godin Moneta zien met haar gebruikelijke attributen. Ze draagt een weegschaal in haar rechterhand als symbool voor eerlijke handel en muntslag. Links houdt ze een cornucopiae, of hoorn des overvloeds. Een teken voor de welvaart die uit handel voortkomt. In het omschrift is te lezen: SACR MONET AVGG ET CAESS NOSTR ofwel: ‘het heilige geld van onze augusti en caesari’.


Wat verder opvalt aan deze munt is het gaatje. “Zonde…” verzuchtte mijn man toen hij de munt zag maar ikzelf vond het gat vooral fascinerend. Het is waarschijnlijk ook een antiek gat -of in elk geval heel oud-  aangezien het gaatje niet perfect rond is maar duidelijk slijtage vertoont. Wellicht heeft dit muntje van ca. drie centimeter ooit bij iemand om zijn nek gehangen. Dat is een beeldende gedachte: dat iemand een munt niet als betaalmiddel heeft gebruikt, maar voor iets anders. Een talisman wellicht, zoals het geluksdubbeltje van Oom Dagobert. Geen vreemde gedachte met Juno Moneta als zowel de godin van de waarschuwing als van geld en daarmee welvaart. Ik hoop van harte dat het muntje de drager de vermeende voorspoed en welvaart heeft gebracht.

woensdag 13 juni 2012

Stijliconen


Numismatiek is een mannenwereld.  De meeste onderzoekers die ik heb ontmoet, de verzamelaars, de hoogleraren en conservatoren: mannen. En dat niet alleen! Ook de voorzijden van Romeinse munten worden veelal gedomineerd door keizers met lauwerkransen en in kurassen.
Vrouwen komen voornamelijk in de vorm van godinnen die deze keizer voorspoed, geluk, of de overwinning toewensen en ze worden afgebeeld als de personificatie van onderworpen steden.

Met deze stelling doe ik echter een zeer exclusieve groep vrouwen te kort. Een groep ijzersterke adelijke dames die net zozeer van macht hielden als hun keizerlijke echtgenoten en die geen middelen schuwden om de macht te vergaren en behouden.  Deze vrouwen zijn meestal ook terug te vinden op munten. Ze zijn de vrouwen, dochters, moeders en oma’s van keizers en ze kregen vaak hun eigen muntserie, zowel bij leven als postuum.

Zij waren de fashionista’s van hun tijd: de Jacky Kennedy’s en Victoria Beckhams. Ze zetten de trend en de adel volgde. Dit blijkt wel uit de talrijke beelden en fresco’s die gevonden zijn en die een duidelijk modebeeld laten zien.
Romeinse vrouwen waren dol op kleren en sieraden. “Een elegant uiterlijk, sieraden, fraaie kleding, dát zijn de onderscheidingstekens van vrouwen, hun bron van vreugde en trots, dit hebben onze voorouders “de wereld van de vrouw” genoemd,”[1] verdedigde een consul de stakende vrouwen die in 212 v. Chr. de straat op gingen om te protesteren tegen een wet die hen verbood feestkledij of sieraden te dragen.

Mode, sieraden maar zeker ook kapsels waren een middel  om je als vrouw te onderscheiden. Om status en rangen aan te geven.  Haar was een tikkeltje erotisch in de oudheid: de Aphrodite van Rhodos is hier een beroemd voorbeeld van.   

Romeinse dames besteedde bijzonder veel tijd en aandacht aan hun haren. Het werd gekleurd (liefst rood/blond of zwart), gekruld, gevlochten en ingeweven met lokken nep haar. Pruiken waren heel normaal en het liefst werden ze gemaakt in een afwijkende, exotische haarkleur.  Grote, ingewikkelde kapsels werden voorzien van kroontjes, juwelen, snoods en haarspelden.

Agrippina
De mode wisselde met elke keizerin: allen hadden ze hun eigen ‘signature’ kapsel. Het eenvoudige, kuise kapsel van Livia, de pijpekrullen van Agrippina, de extravagante en ingewikkelde stijl met veel nephaar van de Flavische vrouwen. Daaropvolgend de strenge middenscheiding van de dames in de 2e en 3e eeuw wat begon toen de Syrische Julia Domna heel eigenwijs haar eigen haar wel genoeg vond en haar meer simpele, buitenlandse kapsel behield.

Flavische dame
Al deze kapsels zijn niet alleen te vinden op fresco’s en marmeren beelden, ze zijn tevens vertegenwoordigd  op de munten en nu blijkt de ijdelheid van deze vrouwen ineens een waardevolle bron. Het kapsel en de vrouw eronder zijn op munten vaak voorzien van een naam en zo zijn ze goed te plaatsen in de tijd. Haar als dateringsmethode dus.

Voor mijn afstuderen gaven mijn tante en oom mij een zilveren munt in een hangertje. Op de voorzijde een vrouwenkopje met een typisch derde eeuws kapsel, kijkend naar rechts: Marcia Otacilia Severa , de vrouw van Philippus de Arabier die regeerde van 244-248. Het was een woelige tijd voor het Romeinse rijk en deze ‘soldatenkeizers’ zaten niet bijzonder lang op hun plek. Het liep niet goed af met haar man en haar zoon: beiden werden vermoord. Er wordt gesuggereerd dat ze haar man heeft overleefd. Maar toen? Er zijn vele munten met haar kopje gevonden, maar zo goed als geen schriftelijk bewijs. Eigenlijk is van Otacilia Severia niet heel veel meer overgebleven dan een beeld van haar kapsel.



[1] Livius: Sinds de stichting van de Stad, 34.5